Een reis door de DPRK
In september 2016 ben ik naar Noord Korea, of de Democratic People’s Republic of Korea zoals ze het zelf noemen, gegaan. Gewoon uit interesse, omdat ik nieuwsgierig was naar het land en de mensen. Het was de eerste keer dat ik me bij een groepsreis voegde en het was gelijk een heftige. Met weinig privacy, achterdochtige gidsen en altijd weer die bus. Ook al moet je je maar 500 meter verplaatsen, je doet het per bus.
Naar de DPRK gaan is helemaal niet zo moeilijk als veel mensen denken. Een reisorganisatie is verplicht en zij regelen al veel: het visum voor de DPRK, een “Letter of Invitation” voor je Chinese visum, de treinen, de hotels en alle maaltijden. Je vliegt dus gewoon naar China, Beijing, en pakt daar de slaaptrein naar Dandong, de grensplaats waar je overstapt op de trein naar Pyongyang. Je hoeft je eigenlijk alleen maar te verplaatsen, het papierwerk is al geregeld.
De reis van Dandong naar Pyongyang was bijzonder. Ik hou van treinen, had zin om te reizen en was nieuwsgierig naar dat gesloten land waar ik de komende uren doorheen zou rijden. De treinen waren ook comfortabel. Zowel in China als in de DPRK heb je slaaptreinen, dus je kunt ook nog een beetje aan je jetlag werken door in de middag een uurtje je ogen dicht te doen.
Maar eerst de grens. Zodra je de groene rivier over bent stop je bij de douane. Mannen in militaire uniformen die willen weten of je mischien verboden dingen bij je hebt. Een te grote camera, iets met GPS, een bijbel, koran, porno op je computer? Alles wordt gechecked. En natuurlijk doorzoeken ze je spullen voor het grootste kwaad, een DVD van “The Interview”, waarin Kim Jong Un in de zeik genomen wordt. Maar om eerlijk te zijn, alles gebeurde rustig en met een glimlach. Op de sjacherein met zijn jaren ’70 metaaldetector na, die kreeg met een blik een twee woorden de hele coupe stil. Er werd ook een geintje gemaakt in de groep, en Noord Koreanen hebben geen humor. Het is maar goed dat we het snel leren… Na 2 uur mogen we verder.
De eerste uren is er weinig te zien. Precies zoals je verwacht. Auto’s zie je bijna niet. Heel af en toe een vrachtwagen. Kleine dorpjes met huizen met mais op de daken en bij iedere overgang aan beide kanten een man. Aan mensen geen gebrek.
Noord Korea is een landbouwstaat. Getergd door de hongersnoden van midden tot eind jaren negentig heeft de staat besloten dat overal eten verbouwd moest worden. En dat is te zien. Waar het land vlak is verbouwen ze rijst, waar het minder vlak is mais en aardappelen. En zo boemel je tussen rijstvelden, waar op de afscheiding aardappels groeien, op een talud waar mais verbouwd wordt. Alles wordt benut.
Tegen de avond kwamen we in Pyongyang aan. De grote stad, vol wolkenkrabbers, vol beton. De gidsen staan je al op te wachten en je gaat zonder tijd te verliezen in de bus, waar je nog veel tijd door zal brengen, naar het hotel. Het beroemde Yanggakdo hotel, veilig op een eiland in de Taedong rivier, waar je als toerist niet vanaf kunt. Eten deden we in het draaiende restaurant bovenop het hotel. Met uitzicht over héél de stad, als ze de ramen gelapt hadden… Jammer. We krijgen maar liefst 7 gangen, waarbij er ééntje pasta zonder saus is, en één gang uit enkel gekookte aardappel bestaat. Ik houd niet van aardappels.
De wolkenkrabbers van Pyongyang
Pyongyang is een miljoenenstad. Maar wel eentje die je van begin tot eind met het blote oog kan zien. Je rijdt er in tien minuutjes doorheen. Al die 3,25 mln mensen wonen dus in hoge flats, die aan de lopende band gebouwd worden.
De bouw wordt gedaan door het leger. Dat is ook de reden waarom het ons verboden was foto’s van bouwwerkzaamheden te maken, het gaat natuurlijk om de militairen. De soldaten worden allemaal gestationeerd rond de bouwplaats. Eigenlijk lijkt het een beetje op de slums in India, die ook vaak rond bouwplaatsen worden opgetrokken. Kleine barakken met rieten (bamboe) daken, vuurtjes om te koken en een schutting er omheen. Door de hoogte van de bus kunnen wij het wel goed zien, nieuwsgierige blikken gaan over en weer.
Maar het heeft wel tot gevolg dat de gebouwen vrij simpel moeten zijn, soldaten heb je maar voor een paar jaar, dus veel ervaring kunnen ze niet op doen. Je ziet dus heel vaak op elkaar lijkende gebouwen, ze hebben gewoon maar een paar ontwerpen.
Vrijdag: National Day
Onze eerste echte dag was gelijk een feestdag, National Day. De Democratic People’s Republic of Korea bestaat vandaag 68 jaar en dat wordt gevierd met voor iedereen een dag vrij. Een dag vrij in Noord Korea is bijzonder, en iedereen viert het met dans, zang en barbecue in de parken.
Wij hebben eerst nog wat serieuzer werk te doen. Het echte werk, waarvoor iedereen nette schoenen heeft meegenomen; het mausoleum. Het is een akelige plek, met een dito sfeer. Je wordt geacht stil te zijn, rustig te bewegen, niet te lachen. Bij de eerste – naar mijn mening – grappige opmerking kreeg ik direct een uitbrander en was de toon gezet. Je lacht hier niet.
Als je in het hart bent, waar de opgebaarde grote leiders liggen maak je drie buigingen per zijde van de glazen kist waar ze onder liggen, behalve aan de hoofdzijde. Je bent gewaarschuwt, 18 buigingen zonder ook maar een enkele glimlach. Zucht.
De metro was leuker. In de bus naar de metro – in Noord Korea loop je niet – kon ik mijn schoenen omruilen voor slippers en we reden via stop 1 naar 2, beide vol mozaïeken, kroonluchters en marmeren vloeren naar stop 6, tegenover de Arc de Triomf.
Duitse metrostellen uit de jaren ’60
Daar bij stop 6, buiten op het plein, maken we kennis met de straatverkopers. Stalletjes die ijs, snoepgoed en kranten verkopen. Ik wilde een krant, en een soort gedroogd fruit kopen. Maar het mocht niet, de verkopers wilden mij niets geven. Waarschijnlijk omdat ik - blanke buitenlander - vast zo’n vuile yankee moet zijn. Ik geef het aan bij de gids, dat ik graag wat wil kopen en hij gaat het regelen. Een minuut later sta ik met een druipend ijsje in mijn hand, geen krant, geen fruit.
Het park was vermakelijk, heel relaxt. We lopen zeker een half uur door het park en maken veel foto’s van de mensen. Iedereen heeft wel een drankje, bier of rijstwijn, op en ze worden er losser van. Ze dansen, zingen en zwaaien lachend als je een foto wilt nemen.
Stelletjes trouwen op National Day. Eén van de weinige dagen waarop alle famlie ook vrij is en bij een bruiloft kan zijn.
Ja, het park was een fijne plek, het enige minpunt was de hete adem van gids Sim, die het fotograferen eigenlijk liever niet had. Nee, het is geen leuk land om gids in te zijn. En eigenlijk, heb ik het idee, is het ook geen leuk land om toerist in te zijn.
Het park werd gevolgd door een lunch in het Chicken Restaurant, waar je kip eet. Dat is wel fijn aan de DPRK, nooit moeilijke namen. Niemand hoeft je uit te leggen wat je bij het No. 1. Pizza Restaurant (bestaat!) zal eten. En met maar zeven verschillende kapsels is het ook bij de kapper geen keuzestress.
Later in de middag waren er nog de Mass Dances. Een evenement waar studenten met elkaar dansen, en een beetje sjansen, onder het oog van werkelijk alle toeristen die op dat moment in het land zijn.
De mass dances uit perspectief van de toeristen camera. De mass dances van de andere kant.
In de avond keek ik nog even naar het journaal op de TV in het hotel. Alles waar we waren geweest kwam uitgebreid aan bod. Ik maakte snel een filmpje met mijn camera, voor het geval ik nog bekenden – of mezelf – op TV tegen zou komen. Maar nee, in geen van de beelden was ook maar een enkele toerist te zien. Het was bijzonder goed camerawerk, dat mag gezegd worden, om op een van de drukste toeristen dagen te filmen zonder ook maar een enkele toerist in beeld te hebben. Oh, en er was ook een kernproef, of eigenlijk een waterstofbom. Nog een trots item op het journaal.
Phone home
In Noord Korea heb je geen contact met de buitenwereld, het is afgesloten. Toch zijn er een paar uitzonderingen. In het Yanggakdo kun je Al Jazeera ontvangen, het verbaaste me. Ook kun je bellen. Je betaald er erg veel geld voor, maar het kan. De lijn wordt wel direct afgekapt als er mogelijk verkeerde informatie naar buiten gaat. Zeg Kim Jong Un in een lacherige zin en je gesprek wordt beeindigd, zoals bij een reisgenoot gebeurde. Daarnaast kun je een kaartje sturen. Het duurt even, ongeveer een maand, maar ze komen over het algemeen wel aan. Je moet er dan wel echt iets positiefs op zetten. Ik had me zelf niet erg positief geuit, gewoon neutraal, en de kaartjes zijn nooit aangekomen. Zo gaat dat.
Bereik met een telefoon heb je niet. Noord Korea heeft wel een mobiel netwerk, maar daar kun je als buitenstaander niks mee. Er is ook geen wifi, nergens. Ach, er is ook geen internet, dus je zou er niks aan hebben ook.
Zaterdag
Zoals altijd begint de dag met ontbijt in het Yanggakdo hotel. Er wordt goed voor iedereen gezorgd. Er is brood, rijst, ze bakken een eitje als je dat wilt en natuurlijk is er kimchi. Er is altijd kimchi in Korea. En ik moet zeggen, gebakken inktvis, rijst en kimchi maakt voor mij een prima ontbijt. Alleen jammer van de lange rij bij de koffie, iedere ochtend weer. Weten ze toch het belangrijkste ontbijtonderdeel te verpesten, klein minpuntje.
Na ons respect te tonen aan bronzen uitvoeringen van de grote leiders, met een bloemetje en een buiging, lopen (!) we naar het Grand People’s Study House.
Propaganda bij de bushalte, je ziet luchtafweergeschut
Het Grand People’s Study House is een soort bibliotheek waar iedereen welkom is, waar lectures worden gegeven over tal van onderwerpen, taallessen, computerzalen en natuurlijk de beroemde “music appreciation room”, een zaal gevuld met gettoblasters waar iedereen tegelijkertijd naar zijn of haar favoriete muziek kan luisteren. In theorie dan. De realiteit is dat er niemand binnen is, de boeken verouderd zijn, de computers geen internet hebben en het kloppend hart een winkeltje met toeristische meuk is. Verlepte zooi. Alles is achterhaalt en komt over als een grap. Niet voor de gids, zij laat het allemaal met trots zien. Dat is haar taak en ze vervult hem perfect. Een bijzonder stukje cultuur dat we vaker zullen zien.
Eenmaal buiten spreek ik Rowan, onze Westerse gids, erop aan. Ik vraag hem of ze weten dat het allemaal zo oud is. Dit is iets dat hij bevestigd, ze weten het heel goed, andere locaties hebben veel modernere apparatuur, dat zullen we later nog zien. Maar het Grand People Study House is iets waarop ze trots blijven. En het mag gezegd worden, als toerist waan je je een tijdsreiziger, je stapt zo 1970 binnen. Dat is de attractie, na een goede upgrade naar de huidige tijd zal het zijn charme zeker verliezen. En die vernieuwing gaat hard. In Pyongyang rijden best veel auto’s, ik heb nog geen stroomstoring gezien, we rijden rond in een nieuwe bus en als je pech hebt is je metroritje niet in een jaren ’70 trein, maar heb je net dat éne moderne treinstel.
Een panoramafoto van Pyongyang vanaf de Juchetower. Gebruik een 3D viewer om rond te kunnen kijken.
Hierna zijn we via de Juchetower naar het oorlogsmuseum gegaan. We lopen langzaam langs wrakken van neergestorte helicopters, tanks, een paar auto’s en een compleet schip van de Amerikaanse marine. Ondertussen worden we getrakteerd op een zeer partijdig verhaal van de koreaanse oorlog, “begonnen door de imperialistische aggressor, de VS, met hulp van de puppet regeringen in Zuid Korea en Japan”. Een korreltje zout, je kent het wel, al moet je je beseffen dat oorlogsverhalen altijd erg verschillen naarmate de kant waar je je aan bevind. En wij kennen enkel het Westerse verhaal.
Het verschil?
Wij kennen de verhalen dan het noorden het zuiden binnenviel.
Het verhaal van de DPRK is dat ze, nadat het noordelijke gedeelte van de Japanners hadden bevrijd, ze probeerden ook het zuiden te bevrijden.
De Koreaanse oorlog heet daar ook de Fatherland Liberation War.
Fair enough.
Binnen in het museum draait de propagandamachine nog wat harder, met stapels dode Amerikanen van papier-maché en een enkele “levende” pop, met een angstige schreeuw als geluidseffect. Losers waren het, dat wordt wel duidelijk. Ja, die Noord Koreanen zijn echt meesters in de namaak. Naast de scheiterige papier-maché soldaten heeft het museum zalen met hele naaldbossen, nep tot iedere naald. Ongelofelijk gedetailleerd, knap gedaan, maar bij Tussen Kunst en Kitsch kun je het hele land afserveren. Helaas mocht ik daar geen foto’s maken.
Ik geloof dat dit ook de dag was dat we naar de Kimilsungia en de Kimjongilia zjin gaan kijken. Respectievelijk een orchidee en een begonia, netjes in rijen opgesteld, natuurlijk voor weer een mozaïek van de grote leiders.
Er was werkelijk niemand in onze groep die het bezoek aan de bloemetjes niet doodsaai vond. En dat ga je merken, als je veel langer blijft dan de drie minuten waarbij je nog net kunt doen alsof je het interessant vindt.
Later die dag gingen we naar de department store. Bijzonder, want die was pas sinds 2016 te bezichtigen. Zelfs onze gids was er nog maar een keer geweest. En we mochten 5 dollar wisselen voor Koreaans geld waar we wat mee mochten kopen. Leuk hoor. Maar helaas, die was dicht, dus gingen we maar naar de kermis. En helaas, na telefonisch overleg van de gids met het toeristisch hoofdkantoor mocht dat ook niet. We werden in een lobby van een groot hotel gedropt. Geen idee wat we daar moesten, maar als er iets uitvalt dan moet er snel een oplossing gevonden worden, je kunt die toeristen niet zomaar ergens vrij rond laten lopen.
Zondag: DMZ
De demilitarized zone is een vreemd stukje Korea. Misschien wel het meest gespannen stukje aarde waar je gaat kijken naar soldaten die ook weer naar elkaar kijken. “Yankees go home” is de beroemde slogan van de DMZ. De groep voor ons bracht het nog een paar ter gehore. Ik doe daar niet aan mee, maar ben het er wel mee eens. Als er ooit eens rust in Korea komt zal dat moeten beginnen met de terugtrekking van de Amerikaanse troepen aan de grens. Gezien door Noord Koreaanse ogen is het een constante provocatie.
Typerend voor Noord en Zuid Korea is ook de manier waarop je de DMZ bezoekt. Als je vanuit het zuiden naar de DMZ wil moet je door meerdere checkpoints, wordt je bagage gecheckt en mag je geen foto’s maken. Als je vanuit het noorden komt wordt je ontvangen door een knappe en vriendelijke soldaat, die graag poseert voor je camera en is er – natuurlijk – uitgebreid tijd voor het winkeltje vol passende souveniers.
De dag werd afgesloten met een van de beste maaltijden die ik in de DPRK gegeten heb, de maaltijd van de keizer.
Vooraf was er optionele hondensoep. Ik heb er voor gekozen hem wel te nemen, als enige in de groep, omdat het voor een westerling eigenlijk wel heel bijzonder is om hond te eten. Het was een soort stoof, ietswat bitter maar ik weet niet of dat door de hond kwam. Het was best lekker maar het eet raar. Een dat doet je verstand, niet je smaak papillen.
Maandag: Struisvogels
We hadden een afscheidsfeestje zondagavond, de helft van de groep ging op maandag weer terug naar Beijing, en het bier was goed aanwezig. Ook de volgende ochtend nog. En toen kwamen we bij de struisvogelboerderij aan, waar een dolenthousiaste Koreaanse op een kinderlijke manier uitleg gaf over de boerderij, over hoe groot die wel niet was, en hoeveel struisvogels er wel niet waren. Je kon de kegels ruiken, de groep stonk nog naar bier, iedereen volgde met kleine oogjes de enthousiaste uitleg. En voor wie het weten wil, de “lovestick” van een struisvogel is 20 cm lang en weegt 1.8 kg [sic]. Koreanen zijn dol op feitjes.
Natuurlijk was dit nog niet het toppunt, want het bleek dat Kim Jong Ill een groot liefhebber van de boerderij en de struisvogels was. Hij had zelfs het advies gegeven de hoofdweg op de boerderij Ostrich Boulevard te noemen. En zo gebeurde het. Grinnikend maakten we een buiging voor wederom een mozaïek van de grote leider. Ja ach, als je geen buiging wilt maken moet je niet naar de DPRK gaan, je moet het spelletje maar meespelen.
Later op de dag bezoeken we een “science” gebouw. Het eerste wat je ziet als je binnenloopt is een maquette van het gebouw. En dat is zo typisch voor Noord Korea, altijd die herhaling, altijd die maquettes van alles. Het is alsof je een kinderjuf als gids hebt. Ook verder in het gebouw zie je ze; panorama’s over dino’s, het broeikaseffect, miniaturen van grote fabrieken. Dat knullige raken ze maar niet kwijt.
De volgende dag gaan we naar het noord oosten. Er is een grote overstroming geweest in het noorden en het was even onduidelijk of we wel konden gaan, maar we mogen, waar wij zijn is alles ok. Onze gids neemt ’s avonds de extra regels door. Geen foto’s nemen uit de bus, beleeft zijn, luisteren naar de gids. Er is vaak geen stromend water en er zijn veel stroomonderbrekingen, dus we nemen nog een douche en laden de telefoons en camera’s op.
Dinsdag: Orang Airport
We vliegen naar Orang Airport dicht bij de stad Chongjin. In een nieuw vliegtuig, jammer, want iedereen hoopt natuurlijk op die ouwe rammelbakken die ze ook nog gebruiken. Pyongyang heeft een heel modern vliegveld, Orang is een oud legervliegveld dat pas kort voor de burgerluchtvaart in gebruik is. 48 migs telde ik, ze staan startklaar, met bemanning er naast.
Daar ontmoeten we onze nieuwe gidsen. Drie stuks, maar geen politie zoals verwacht. Er was eerder altijd een politieagent bij de groep. Eigenlijk niet eens zo zeer om ons in de gaten te houden maar meer om aan de mensen daar duidelijk te maken dat het wel goed zit met al die vreemde blanke mensen die ze daar eigenlijk nooit zien.
Ik ben ziek geworden afgelopen nacht en ben flink sjagerijnig. Erg vervelend in combinatie met de nieuwe restricties die het noord oosten brengt. Je mag eigenlijk vooral dingen niet:
- geen foto’s uit de bus maken
- geen foto’s van mensen maken
- geen foto’s uit het hotelraam maken
- als een van de leiders op de foto komt, portret of beeld, moet het er altijd helemaal op staan
- niet weg van de groep lopen
De rest van de dag is voor mij een drama. De zoveelste saaie art gallery, nog een bibliotheek met oude computers, weer buigen voor bronzen beelden van die idioten. Een strikt stukje lopen, 200 meter, als een groep. Na een kleine misstap word het me nog eens uitgelegt:
If we move, we move as one.
Argh. Oh, en we bezochten een taalschool, met natuurlijk alleen de excellente leerlingen. Zucht. De dag werd afgesloten met een bezoek aan een uitzichtpunt waar je alleen foto’s van de horizon mocht maken, niet van het mooie dorpje aan de voet van de berg.
Wat doe ik hier eigenlijk ook? Ik hou helemaal niet van al die regeltjes. Kloteland. En ik reis ook veel liever zelfstandig dan in zo’n groep waar alles geregeld is. Waarom ben ik niet gewoon lekker naar een ander land gegaan? Laos of Bhutan misschien, wat zou dat lekker zijn, gewoon een beetje vrijheid.
Terug in het hotel staat het eten klaar. Erg lekker allemaal, deze keer ook met veel fruit zoals ananas, druiven, sinaasappels, maar toen ze weer met de dans en muziek begonnen ben ik terug naar de kamer gegaan. Om voor de tiende keer naar de WC te gaan, het was goed mis.
De theorie is dat het land zo gesloten is dat ook de griepvirussen in varianten voorkomen waar we nog niet aan gewend zijn. Er waren er wel meer ziek, sommigen van het eten, anderen hadden net als ik de griep.
Nog even iets heel positiefs over de DPRK. Ik zei hierboven al een keer dat het leger alle bouwwerkzaamheden uitvoert. Herstelwerkzaamheden ook, want tijdens de busreis haalden we een paar keer een trein in, afgeladen met soldaten. Allemaal zijn ze naar het noorden gestuurd om te helpen met de herstelwerkzaamheden na de overstroming. Het geeft me een warm gevoel.
Woensdag: Een homestay, in DPRK stijl
We beginnen met een Foodstuff Factory. Heel Noord Koreaans. Een fabriek die inderdaad allemaal “foodstuff” maakt, in een bijzondere mix van soju (rijstwijn), brood, noodles, flesjes water en snoepgoed. De fabriek bestaat uit allemaal aparte ruimtes waar ze dingen produceren die maar weinig met elkaar te maken hebben. Er gebeurt alleen helemaal niks. Bijna alle ruimtes zijn verlaten, de machines staan stil. Wel staan er voor alle machines tafeltjes met de producten die gemaakt worden. Dat is die ochtend geproduceerd, liegt de vriendelijke bedrijfsleider ons voor.
Kim Jung Ill was hier in 2011 om te kijken en advies te geven. Inzetten op lokale grondstoffen was een van zijn adviezen. Het was een moderne man. En omdat de fabriek op zich nog niet absurd genoeg was kregen we na de rondleiding een concert te zien van de medewerkers.
Dan gaan we door naar Mount Chilbo, waar we in een homestay slapen. Ik heb er naar uitgekeken, het was een van de redenen waarom ik voor deze specifieke toer heb gekozen. Het onbekende noorden en slapen bij een familie. Ik heb cadeautjes voor de (eventuele) kinderen meegenomen en een Koreaans woordenboekje om met de familieleden te kunnen communiceren.
Het blijkt een model dorpje, met de kennis van nu verbaast het me niet meer, maar wat viel het tegen. Als de gastfamilie ons binnenlaat vluchten ze zo snel mogelijk naar hun eigen gedeelte. Geheel gescheiden uiteraard, zodat ze geen contact met je hoeven te hebben.
In de middag gaan we volleyballen met de locals. Ze winnen. Er zijn er twee samen heel goed, een kleine geeft een voorzet, een enorme reus smashed een punt. Dit herhaalt zich. De tweede ronde winnen we, dankzij hun, dat weet ik zeker. Het is aardig van ze, maar niet nodig. De derde ronde worden we weer afgeslacht.
Maar dan komt het worstelen. Ik begin, het lijkt me leuk om even rond gegooid te worden, ik had er wel zin in. Maar ik win met twee nul onder luid gejuig van m’n groep. De volgende match wordt ook gewonnen door ons, de laatste door hun.
De avondmaaltijd eet je in het restaurant, niet bij de familie. En na een gezellige avond bij een kampvuur slapen we bij in de homestay, waar we wederom de familie niet zien.
Donderdag: De kust
We beginnen met een boottochtje op de zee. Het is relax wakker worden en we zien mensen duiken naar oesters. Ik heb het idee dat de mensen hier wel een goed leven hebben. Zo lang je maar een beetje doet wat de partij van je wens, en verder een beetje in de luwte blijft, heb je het hier wel goed. Het is er prachtig mooi, de mensen hebben ruimte. Ze kweken in hun tuintjes allerlei groenten en aan de kust is het druk met vissers en mensen die naar oesters duiken.
Dan hiken we een beetje door de bergen, naar een waterval. Er is maar één pad, en de gidsen geven ons de ruimte. Iedereen loopt op zijn eigen tempo, geen stress.
Als we in de namiddag met de bus langs de Japanse Koreaanse zee rijden krijgen we een goed half uurtje anti-Japan propaganda. Japan heeft Korea van 1910 tot 1945 bezet en dat heeft zijn sporen nagelaten. God, wat heeft de man een hekel aan Japanners.
We beginnen de avond in een badhuis met mineraal water. Het badhuis was gebouwd door Japanners en Koreanen waren destijds niet welkom, het zegt wat over de verhouding tussen Japanse bezetters en de Koreanen. Het was heerlijk warm water, waar ik erg van opknap. Ik voelde me veel beter na een uurtje languit in het bad, de griep verdwijnt. Ik wist toen natuurlijk nog niet dat ik er zwemmerseczeem aan over zou houden.
’s Avonds hebben we een heel open gesprek met de gids, mr. So.
Mr. So
Mr. So ziet er uit als een typische Koreaan van noordelijke afkomst. Een pezige man die net iets te klein is. Dat laatste kwam door de jaren van honger in de jaren ’90. Het heeft een hele generatie klein van postuur gemaakt. Hij komt uit een goede familie en is naar de universiteit gegaan. Na zijn studie heeft hij 3 jaar in het leger gedient. Wat kort is, want dienstplicht is normaal acht jaar.
Hij kon vervroegd uit het leger omdat hij een lidmaatschap van de partij kreeg. Dat kwam omdat hij, toen hij een brandende boerderij zag, geen moment aarzelde en zijn leven waagde om de portretten van de leiders uit de brand te redden. Die dingen zijn belangrijk. Hij viel flauw toen hij eruit kwam en werd bewusteloos gevonden met de portretten nog in zijn armen.
Met die drie dingen, een studie, het leger achter de rug en partijlidmaatschap, kon hij naar de vader van een meisje dat hij leuk vond. Ja, partijlidmaatschap heeft hem veel gebracht. Een goede baan als gids, en mooie vrouw, en minstens zo bijzonder, een paspoort. Zo kon hij ook een beetje reizen en is hij een paar keer in China geweest. Zijn vrouw helaas niet, zij heeft geen paspoort en kan daardoor het land niet verlaten.
Als hij kon kiezen zou hij graag naar Duitsland op vakantie gaan, daar is al een eenwording geweest en daar wil hij graag van leren. Ik kreeg weer respect voor hem, dat was ik na de anti-Japan doctrine een beetje kwijtgeraakt.
Ik wil graag kijken bij een markt en vraag of we daar langs kunnen rijden met de bus. Dan beloven we echt geen foto’s te maken. Markten passen in het beleid van Kim Jong Un, een soort kapitalistisch gedoogbeleid waar mensen op kleine schaal iets bijverdienen. En markten zie ik altijd als iets van het echte leven. We zien zoveel nep op deze reis, ik ben er wel aan toe. Maar het mag niet, nee, zegt So, misschien volgend jaar, als ik terug kom?
Mr. So is totaal gecharmeerd van Natalia. Een mollige Rus met grootmoeder jurken en gelakte teennagels die qua omvang niet in relatie staan tot haar dikke tenen. Mr So valt op dikke vrouwen, in de DPRK kennen ze dat niet, en geeft haar dan ook graag een welgemeend complimentje.
Oh Natalia, you are soooo fat!
Het probleem is hierbij dat hij graag aangeeft dat hij het mooi vind dat ze zo dik is. Iets dat hylarische taferelen oplevert, na ieder complimentje is Natalia tot op het bot beledigd.
Vrijdag: Terug naar Pyongyang
We hebben een rustig dagje met een lange busrit maar ook met tijd voor wandelingen langs de kust. We mogen zelfs plaatjes schieten van een kleine haven in een kustdorpje. Na een picknick aan de kust rijden we naar het vliegveld. Mr. So gaat nog een keer helemaal los met zang en dans. Een paar dagen eerder heeft hij ons al de teksten van een nummer over Mount Paektu geleerd, de hele bus zingt mee.
Als we bij Orang Airport aankomen zien we Mig’s landen. Bij het instappen van het vliegtuig landen ze vlak naast ons. We staan er maar een paar meter vanaf en ik weet een filmpje te schieten van een landende Mig.
Mig’s zijn klein, het type MiG 15 dat hier op de plaat staat komt uit 1949.
We ontmoeten onze gidsen weer in Pyongyang en we hebben natuurlijk weer een druk programma. Het reisprogramma wordt helemaal volgepropt omdat het simpelweg niet de bedoeling is dat je zelf iets onderneemt. Bij iedere andere toer die een week of langer is heb je altijd wel een dag of een middagje vrij. In de DPRK kan dat niet, ze hebben geen idee wat ze dan met je aan moeten.
Maar goed, wij gaan dus naar een tentoonstelling over het ruimtevaartprogramma. Noord Korea heeft ooit eens een jaren-zeventig-Sovjet-stijl sateliet, de Kwangmyŏngsŏng, in een baan om de aarde gebracht en daar hebben ze dan een heel programma aan gewijd. Ze hadden er nog een paar meer de ruimte ingeschoten maar de meeste lanceringen waren niet erg succesvol. De laatste spinde als een dolle waardoor ze er niets mee konden doen. De mevrouw die ons rondleidde had daar nog nooit van gehoord.
Dit keer slapen we in het Youth Hotel, niet te verwarren met een jeugdherberg. Nee, het Youth Hotel is gebouwd voor iets als de Wereld Jeugd Spelen, ik weet het niet meer precies. Al was de gids er nog zo enthousiast over. Lonely Planet is er wat nuchterder over:
The ‘Youth’ Hotel is in the bizarrely empty sports district around Chongchun St, and while it boasts an outdoor pool, its rooms are damp and depressing.
Ik moet zeggen, ik vond de kamers eigenlijk best redelijk. Het was meer de lift die problemen gaf. Lift, enkelvoud, op een hotel met 30 verdiepingen. Er waren er natuurlijk wel meer, zes in totaal, maar vijf waren er buiten gebruik… Daar sta je dan, te wachten.
In de avond hebben we een klein afscheidsfeestje. De mensen die het vliegtuig nemen worden om half zes gewekt, het drukt de feest stemming niet. Karaoke wordt het, natuurlijk, hoort er bij. Dus ik bestel maar snel wat extra bier om de stembanden wat te smeren. En wat blijkt? Ze hebben de Sex Pistols, daar heb je helemaal geen goede stem voor nodig. En Anarchy in the UK is wel absurd genoeg om in Pyongyang te zingen. We gaan los!
Zaterdag: Terug naar China
Zaterdag begint de terugreis. De trein vertrekt eind tien uur, de bus naar het station om negen uur. Ik sta op de lijst van het vliegtuig dus krijg eerst een wake up call, waarbij ik er eerst vanuit ga dat het acht uur is, ik ga immers met de trein. Net als ik weer ingedommeld ben wordt ik wederom gebeld, met de vraag waar ik blijf. Ik leg de gids nogmaals uit dat ik met de trein reis, en dus nog even kan blijven liggen. Een slechte nacht.
Als het dan uiteindelijk toch mijn tijd is om naar de ontbijtzaal te gaan sta ik zo lang bij de lift te wachten dat ik het ontbijt mis. Had ik dan toch die 30 verdiepingen met de trap moeten gaan?
In de trein slaap ik nog wat bij en we zijn daardoor al snel aan de grens. De controle valt erg mee, of eigenlijk tegen. Foto’s worden amper na gekeken, tassen niet doorzocht. Ik had nog speciaal het filmpje van de landende mig versleuteld.
Het is alsof ze toch wat wennen aan de buitenlanders. Ook denk ik dat ze wat vriendelijker zijn omdat ze onze gids kennen. De westerse doel ik op, van het reisbureau. Hij reist mee naar Beijing en kent de mensen aan de grens, maakt gein met ze, en ze pikken het van hem, ze geinen terug.
Na twee uur krijgen we ons paspoort weer terug en kunnen we de rivier over naar China, waar we ook weer een uur staan voor de douane. Veel tijd voor de volgende trein hebben we niet. Even eten en drinken halen en weer terug naar de trein richting Beijing.
Wederom een slaaptrein. Ja, ik hou wel van die Chinese treinen. De bedden zijn goed, er komt vaak iemand met eten en drinken langs en je kan altijd warm water halen voor koffie of noodles. Als ik om half negen ga liggen val ik snel in slaap. Tot de volgende ochtend, half zeven, twee uur voor Beijing.